Balans. De naald in de hooiberg?
door Vanessa Teune
Ik weet niet hoe het met jou zit, maar ik hoor het overal om me heen: “Ik moet écht wat meer in balans komen.” In gesprekken met vrienden, in coaching sessies, op het schoolplein, bij de koffieautomaat… Iedereen lijkt op zoek te zijn naar meer rust in het hoofd, overzicht in de week en een goede balans tussen werk, privé, sporten, eten, slapen, bijlezen, sociaal doen — en o ja, nog een beetje ontspannen ook.
En ik? Ikzelf heb daar natuurlijk helemaal geen last van. Ik zweef gewoon moeiteloos door het leven, met een leeg hoofd en een zen-achtige blik in mijn ogen.
Nee hoor, ik merk het net zo goed! Niet zo gek ook, want de cijfers liegen er niet om. Wist je dat 1 op de 7 werknemers in Nederland burn-outklachten ervaart? Ondertussen brengen we gemiddeld ruim 8,7 uur per dag zittend door en krijgen we dagelijks meer dan 10.000 (!) prikkels op ons af. Maar hé, geen zorgen hoor: daar plannen we gewoon een cursus mindfulness bij in de avonduren.
Kortom, we raken overprikkeld door alles wat we tot ons nemen, terwijl we fysiek nauwelijks bewegen. We zijn altijd bereikbaar, maar snakken naar rust. Druk zijn is het nieuwe normaal. En daar willen we wat mee. Die roep om balans herken ik zelf maar al te goed. En juist daarom wil ik graag uitzoeken waarom we het zo graag willen én hoe het kan dat het moeilijk is om een mate van balans vast te houden.
Waarom streven we naar balans – en sinds wanneer eigenlijk?
‘In balans zijn’ klinkt als de ultieme staat van zijn: je weet wie je bent, maakt gezonde keuzes en zit lekker in je vel. En toch voelt het voor velen als een ongrijpbaar doel dat we nastreven. In werk, in relaties, in energie, in tijd. Alsof je pas ‘goed bezig bent’ als alle aspecten van je leven naadloos in evenwicht zijn. Is dat altijd al zo geweest?
De wens naar balans is niet nieuw, maar lijkt de laatste decennia wel sterker op de voorgrond te treden. Met name sinds de jaren ’70 en ’80, waarin persoonlijke ontwikkeling, werkgeluk en zelfontplooiing steeds belangrijker werden, is het streven naar balans geëvolueerd van een luxe naar een noodzaak. De opkomst van psychologische inzichten, zoals de welbekende piramide van Maslow, heeft daar een flinke rol in gespeeld. Volgens Maslow kunnen mensen pas echt floreren als hun basisbehoeften zijn vervuld – pas dan ontstaat ruimte voor zelfontwikkeling, zingeving en ‘leven in balans’. In dezelfde periode veranderde ook het werklandschap. Waar in eerdere generaties werk vooral werd gezien als broodwinning, is het voor velen nu ook een bron van identiteit, groei en vervulling. Precies daar ontstaat vaak de frictie: de lat ligt hoog. Er is een sterke maatschappelijke norm ontstaan om niet alleen te presteren, maar ook gelukkig te zijn. Ontspannen, gezond, sociaal én succesvol.
Tegelijkertijd zijn de externe omstandigheden drastisch veranderd. De technologische vooruitgang, digitalisering en 24/7 bereikbaarheid zorgen voor een non-stop informatiestroom en prikkeloverload met constante afwegingen, overdaad aan keuzes en voortdurende verbondenheid met de wereld. Iets waar ons brein van oorsprong niet voor is gemaakt. Het zoekt van nature veiligheid, ritme en voorspelbaarheid. Maar in een samenleving waarin alles in beweging is, lijkt die behoefte structureel onder druk te staan. We moeten veel van onszelf. We can have it all, dus het is zonde als je de kansen niet grijpt! En zo is ook FOMO (Fear Of Missing Out) ontstaan. Een vier letterige verklaring voor de disbalans die al die mogelijkheden en keuzes met zich meebrengt.
Niet gek dus dat de roep om Rust, Ruimte en Regelmaat (klinkt bekend) in allerlei vormen steeds belangrijker aan het worden is. Ook ik kan intens genieten van een periode die stabiel en voorspelbaar is. Toch ontstaat vervolgens ook al snel een verlangen de boel weer eens goed op te schudden, te vernieuwen en/of nieuwe dingen uit te proberen. Tot grote irritatie van mezelf!
Eenmaal in balans, willen we het dan toch weer niet?!
Wat maakt in balans blijven dan zo lastig?
Hoe komt het dat we zo verlangen naar balans — maar het zelden langdurig vasthouden? Het lijkt soms pure zelfsabotage, maar het antwoord begint bij hoe we als mens in elkaar zitten.
Het menselijk brein is een meesterwerk in paradoxen. Enerzijds zijn we neurologisch geprogrammeerd om veiligheid en stabiliteit te zoeken. Onze hersenen zijn continu op zoek naar patronen, naar voorspelbaarheid en overzicht. Dat is evolutionair logisch: wat bekend is, is veilig. Maar tegelijkertijd schuilt in ons ook een natuurlijke drang naar vernieuwing, uitdaging en groei. Nieuwsgierigheid is een diepgeworteld overlevingsmechanisme. Zonder verkenning van het onbekende waren we nooit geëvolueerd tot wie we nu zijn.
Het gevolg? We willen de dingen graag bij het oude houden, maar raken verveeld als er niets verandert. We verlangen naar rust, maar worden onrustig van stilstand. Een balans vinden tussen die twee aandrijvingen — behoud en vernieuwing — is een subtiele en voortdurend veranderende oefening.
Vanuit biologisch oogpunt is het logisch dat we balans zoeken. Die tegenstrijdigheid zit dus in ons systeem. We willen rust én uitdaging. Structuur én vrijheid. Zekerheid én ruimte om te groeien. Biologisch gezien wisselen de periodes elkaar dus ook af. Maar, vanwege de veranderende omgevingsfactoren, wordt ons brein nu de hele dag als een pingpong bal heen en weer gemept tussen bekende informatie, naar nieuwe informatie en weer terug. Niet gek dus dat het balanceren soms voelt als een dagtaak op zich.
Hoe we gevormd worden
Daar bovenop komt alles wat we hebben meegekregen in onze opvoeding, op school, in onze eerste banen. Verwachtingen van anderen. Ideeën over wat ‘goed’ is, of ‘professioneel’, of ‘volwassen’. We leren al vroeg om aan te passen. En die aanpassing leidt soms tot keuzes die minder goed bij onszelf passen, maar wel logisch lijken op papier. Veel van onze keuzes worden beïnvloed door wat als wenselijk of logisch wordt gezien.
Op de lange termijn kan dat gaan wringen. Want wat er van buiten goed uitziet, hoeft van binnen niet te kloppen. Dan kan het jarenlang lijken alsof je functioneert — terwijl je intern langzaam vervreemd raakt van jezelf. Ook dit creëert een gevoel van disbalans. Dat verklaart waarom mensen zich in hun loopbaan of leven kunnen afvragen: “Waarom voel ik me leeg, terwijl ik succesvol ben?” of “Hoe kan het dat ik uitgeput ben van werk dat ik eigenlijk goed kan?”
Balans is geen eindpunt
Veel mensen behandelen ‘balans’ alsof het een project is met een duidelijke einddatum. Als ik maar wat minder werk, of gezonder eet, of beter plan — dan ben ik in balans. Maar zo werkt het niet. Balans is geen vast punt op een tijdlijn. Het is een proces van constante afstemming, van voelen, bijstellen, ruimte geven en grenzen trekken. Wat op maandag werkt, kan op donderdag niet meer kloppen. Wat vorig jaar nog precies paste, kan nu knellen. Het idee dat balans iets is wat je één keer bereikt en dan behoudt, werkt voor ons mensen eerder beknellend dan bevrijdend.
Misschien is het realistischer — en vriendelijker naar onszelf toe — om balans niet te zien als een einddoel, maar als een voortdurende afstemming. Een soort dans, waarbij je soms stevig staat en soms wiebelt. Waarbij je leert luisteren naar wat je op dit moment nodig hebt, in plaats van te streven naar een ideaalplaatje. Dat je goed afstemt tussen de externe prioriteiten en die van jezelf. Soms vertragen en soms versnellen. Dat past dan veel beter bij hoe we biologisch gebouwd zijn.
Maar goed, dat is wel ingewikkeld, want de wereld is druk, verwachtingen zijn hoog, en het leven verandert voortdurend. Misschien ligt de sleutel niet in harder je best doen, maar in zachter kijken naar wat voor jou werkt. Naar wie je bent, wat je nodig hebt, wat jou voedt — en wat je leeg trekt.
De essentie van balans
En hier raakt het iets essentieels: balans is niet zozeer afhankelijk van de omstandigheden, maar van hoe goed jij jezelf kent. Van hoeveel zicht je hebt op wat jou laat stralen — en wat je uitput. Op waar jij tot bloei komt, en waar je jezelf verliest. Zonder die kennis is het lastig koers houden. Je zegt ‘ja’ op wat eigenlijk ‘nee’ voelt. Je blijft net iets te lang op een plek die niet meer klopt, uit loyaliteit, plichtsgevoel of omdat je denkt dat het aan jou ligt. Je beweegt — maar niet vanuit je kern.
Het wrange is dat veel mensen niet precies weten waar ze energie van krijgen of hoe ze het beste functioneren. Omdat hun werkervaring zich toevallig in een bepaalde richting ontwikkelde. Omdat ze geleerd hebben om zichzelf aan te passen. Of omdat ze hun keuzes baseren op wat ze kúnnen, niet op wat ze wíllen of nodig hebben.
Dat kan jarenlang goed lijken te gaan, totdat het lichaam protesteert. In de vorm van stress, vermoeidheid, motivatieverlies — of erger: burn-out of bore-out. Niet omdat je ‘niet sterk genoeg’ bent, maar omdat je te lang iets hebt gedragen dat niet werkelijk bij je paste.
Balans is maatwerk
Wat helpt dan wel? Geen pasklare tips of one-size-fits-all methode. Maar wel: diepgaand zelfinzicht. Begrijpen hoe jij als mens bedraad bent — wat jouw natuurlijke drijfveren zijn, waar je gevoelig voor bent, wat jouw voorkeuren en valkuilen zijn.
Dit soort inzichten helpen om keuzes te maken die kloppen. Om te begrijpen waarom je sommige dingen als zwaar ervaart en andere als vanzelfsprekend. Om te herkennen wanneer je uit je kracht raakt — en wat je helpt om daar weer in te komen.
Soms kan zo’n ontdekking ontstaan via gesprekken, ervaring, reflectie of professionele begeleiding. En voor sommige mensen werkt een systematische methode zoals bijvoorbeeld de kerntalentenbenadering, die niet alleen kijkt naar wat je nu kunt, maar vooral naar waar je diep vanbinnen van oplicht.
Tot slot
Wat ik ben gaan inzien, is dat balans niet altijd die serene, kabbelende toestand is waar we zo vaak naar verlangen. Het is geen eindstation, geen perfect evenwicht dat je één keer vindt en voor altijd vasthoudt. Er is geen wondermiddel. Maar wat wél helpt, is jezelf beter leren kennen. Naar wat je beweegt, wat je uitput en waar je van oplaadt. Naar dat stille kompas onder alle verwachtingen, ervaringen en gedachten.
Voor mij betekent balans inmiddels iets anders dan rust of perfectie. Het betekent bewegen op een manier die past bij mijn eigen ritme. Me niet meer forceren in een tempo dat niet het mijne is. Mezelf begrijpen, zodat ik sneller herken wanneer ik uit evenwicht raak – en wat ik dan nodig heb. Dan wordt balans geen krampachtig streven, maar iets wat zich steeds opnieuw laat vinden. Tussen wie ik dacht dat ik moest zijn, en wie ik werkelijk ben.
Bronnen
RIVM
TNO
CBS
Hersenstichting
Lezingen van Erik Scherder
Psychologie Magazine